Huis Marseille – Amsterdam
Keizersgracht 399 & 401
Opdracht: restauratie en herbestemming
In samenwerking met Benthem Crouwel
Opdrachtgever: Stichting Huis Marseille, Museum voor Fotografie
De restauratie van Huis Marseille te Amsterdam
Al bij het eerste bezoek werd duidelijk dat Huis Marseille nog een bijzonder gaaf bewaard grachtenpand was. Vooral toen bleek dat het huis in zijn nieuwe bestemming als eenheid in tact zou blijven, opende dit goede perspectieven voor een nieuwe invulling en restauratie.
De technische staat van het huis was ronduit slecht. Door de jarenlange verhuur van het pand aan diverse gebruikers was er veel achterstallig onderhoud en waren slechts de hoogst noodzakelijke reparaties uitgevoerd. Het souterrain van voor- en achterhuis was bewoond, terwijl de bel-etage, de 1e en 2e verdieping als kantoorruimte aan een aantal advocaten was verhuurd. De zolders waren deels in gebruik als archiefruimte, terwijl de vlieringen langdurig door Amsterdamse duiven waren bewoond, die hun sporen onuitwisbaar hadden achter-gelaten. Op een van de archiefzolders werd nog het koperen naambord van Mr Jan de Pont aangetroffen, die in de jaren ‘50 en ‘60 hier als advocaat was gevestigd.
De reconstructie en bouwgeschiedenis
Uit de positie van de raveelbalken op de verdiepingen en in het souterrain bleek dat zich in het voorhuis oorspronkelijk een spiltrap bevond, die tussen de twee stookplaatsen was geplaatst. Waarschijnlijk heeft de bouw in twee fases plaatsgevonden en werd het achterhuis een aantal jaren later gebouwd, zoals de plattegrond van Jacob Bosch uit 1679 aangeeft.
Huis Marseille is van 1718 tot 1900 steeds door vererving in andere handen overgegaan. In 1730 werd het huis door Dirk van der Meer aanzienlijk verfraaid en kreeg het zijn brede gestucte gang en naastliggende kamers-en-suite. De grote achterzaal werd voorzien van een plafondschildering door Jacob de Wit en werden tevens enkele schoorsteenstukken van zijn hand genoemd in een boedelbeschrijving. Ook waren behangselschilderingen van Jurriaan Andriessen aanwezig. Rond 1830 zal op de eerste verdieping de eetkamer zijn gemoderniseerd in empirestijl, met een bijzondere porseleinkast.
Het laatste kwart van de 19e-eeuw was een tijd van verarming. Voor- en na de verkoop van het pand aan de Fa. Bouvy in 1900 werden alle belangrijke monumentale interieurstukken verkocht, zoals de verschillende plafond en schoorsteenstukken van Jacob de Wit en de geschilderde behangsels van Jurriaan Andriessen. Mogelijk zijn in die periode ook een aantal marmeren schouwen is verkocht, want de huidige schouwen zijn allen 19e-eeuwse en weinig bijzonder van vorm en detaillering. Door het toenemend gebruik als kantoor is er de laatste eeuw weinig structureel veranderd in het huis. De woon- en slaapvertrekken werden kantoorruimtes, de zolders dienden voor opslag en archief. Voor de restauratie was de 17e-eeuwse situatie hier nagenoeg nog ongewijzigd aanwezig.
De restauratie en herbestemming
De voorbereiding voor de restauratie startte met de opmeting en inventarisatie van het hele pand, waarbij enkele verbouwingstekeningen uit de jaren ‘30 van pas kwamen. In feite was heel weinig van het pand bekend en er was weinig over het pand geschreven. Het gebouw diende bij de ontmanteling zelf zijn geheimen prijs te geven. De zeer bijzondere zandstenen gevel, vervaardigd in de trant van Vingboons was in feite nog rijker uitgevoerd dan zijn bekende ontwerpen, met de toepassing van de oplopende ordes voor de verschillende verdiepingen. In de ontwerpen van Vingboons is een dergelijke superpositie nooit toegepast.
De nieuwe bestemming van het pand was bij aanvang nog niet vastomlijnd. Duidelijk was dat er een aantal grote ruimtes voor de expositie van foto’s dienden te komen met enkele kantoorvertrekken, opslagruimtes en twee appartementen bovenin het voor- en achterhuis.
De inventarisatie leverde een basis op voor het restauratieplan en de mogelijkheden voor nieuwe onderdelen in het ontwerp. Het werd duidelijk dat de meeste vertrekken op de bel etage door de aanwezige monumentale interieurs gerestaureerd moesten worden. Op de tweede verdieping konden later aangebrachte tussenwanden worden verwijderd, zodat in het achterhuis weer de oorspronkelijke grote zaal ontstond, maar ook in het voorhuis een grote zaal werd gecreëerd voor de nieuwe functie als expositieruimte. Om de voormalige pakhuiszolders bewoonbaar te maken was meer licht nodig. Door het aanbrengen van twee vides, een lichtkap boven de trap en enkele dakvensters kon dat worden gerealiseerd.
Het souterrain zal veelal voor opslag en de uitvoering van huishoudelijke activiteiten zijn gebruikt en kende oorspronkelijk een indeling over de volle breedte van het pand. Bij de ontpleistering van de wanden kwamen aan beide zijden drie dichtgemetselde kaarsnissen tevoorschijn, die aan één zijde werden teruggebracht. De betegelde gang werd in een latere fase aangebracht, vermoedelijk bij de bouw van het achterhuis of bij de aanleg van de gestucte gang op de bel-etage.
Bij de restauratieplannen lag het accent vooral op het hoofdpand. Voor de tuin werd in eerste instantie een modern tuinhuis ontwerp. Tijdens de restauratie werden bij het verwijderen van planten en overtollige grond bijzonder veel sporen teruggevonden van het tuinhuis uit de 18e eeuw. Met behulp van bestaande foto’s van het oorspronkelijke tuinhuis bleek het mogelijk een getrouwe reconstructie van het hele tuinhuis te maken.
In 2007 werd het naastgelegen huis Keizersgracht 399 verworven door de stichting en samengevoegd tot Huis Marseille, Museum voor fotografie.